Verlangen.. (fictie)

 

Sinds dat ik mij kan herinneren ben ik wees, mijn beide ouders zijn overleden.

Kort na mijn geboorte ben ik opgenomen in een tehuis voor weeskinderen, waar ik als baby werd verzorgd en de liefde en aandacht kreeg van de nonnen die daar werken. Inmiddels ben ik 18 jaar en weet ik niet wie mijn vader en moeder zijn en waar ik vandaan kom.

Ik heb geen foto of een familienaam die mij dichter bij mijn afkomst brengt. Voor het weeshuis heb ik altijd een speciale plek gehad en ik weet waar ik naar toe zou gaan als ik me alleen zou voelen.

Voordat ik daar weg ging en zelfstandig ben gaan wonen, hebben de vrouwen mij een schoenendoos meegegeven waarin enkele spullen en een kaartje met daarop een adres voor mij in zat dat ik als vondeling bij de eerste dag van aankomst bij mij zou hebben gehad.

Nu ben ik onderweg, ik ken het land niet en weet niet wat ik daar zal aantreffen en of ik goed ontvangen zal worden. Dat ze van mijn bestaan weet. Vol verwachting in mijn hart hoop ik mijn familie te ontmoeten en dat ze mij accepteren. Ik kijk op het kaartje dat ik in mijn hand stevig vast houd alsof mijn leven er van afhangt. De naam Bruggers zegt mij nog niks. Ik kan nog geen beeld schetsen hoe de mensen die verbonden zijn aan deze naam er uitzien.

We landen en ik sta op het platform van Kaapstad. Door de spanning begint mijn hart harder te kloppen en mijn bloed stroomt sneller door mijn aderen. Hoe dichter ik bij mijn doel kom hoe zenuwachtiger ik word. Ik houd het kaartje nog steviger vast zodat ik er zeker van ben dat ik hem niet zou verliezen. Het adres op het kaartje wijst naar de bushalte richting zuid naar het waterfront, waar ik een afspraak heb staan met een vrouw van de instantie vermist persoon, dat ook op de Nederlandse tv te zien is, waar de kinderen op zoek gaan naar hun biologisch ouder (s).

Terwijl ik uit het raam kijk in een land waar het verschil tussen rijk en arm aanwezig is zijn de mensen bijzonder vrolijk, ze stralen gastvriendelijkheid uit ze bezig zijn met hun dagelijkse dingen. IK voel me thuis. De bus stopt.

We ontmoeten elkaar op de afgesproken plek. Naast haar staat een oudere vrouw van ongeveer vijfentachtig met een zwarte rok en witte bloes aan. Zwart kroeshaar en diepliggende ogen. Ze kijkt me doordringend aan en begint te huilen. Ze loopt naar me toe en omhelst me. Ze zegt lieve woordjes die ik niet kon verstaan. Mijn ogen kijken naar de vrouw van de instantie, zei antwoordt ” zij is jou oma, de moeder van jouw moeder”. Verbaasd sta ik hier te huilen in plaats van te zingen!

 

Shanti Schudde


Geef een reactie